Ik probeer het me voor te stellen. Er komt familie op bezoek. Trots laten we ons huis zien. „Kijk, dit is onze schuur, we moeten het nog een beetje aanvegen, maar hier slapen jullie vannacht.”
Ridiculiseer ik hiermee de discussie over een gemeenteraadslid dat illegaal Roemeense arbeidsmigranten huisvestte in haar schuur? Misschien.
Toch probeer ik me in haar te verplaatsen. Zou ik een oog dichtdoen? Waarschijnlijk zou ik midden in de nacht uit schuldgevoel alsnog de pantoffels aantrekken en naar de schuur lopen: „Alsjeblieft, ga in mijn bed liggen, ik ga hier wel slapen.”
Bij mijn bezoeken aan het voormalige oostblok ben ik ontvangen door de meest gastvrije mensen die ik ooit ontmoet heb. Geen nagel om hun kont te krabben, maar àlles opzij zetten om het ons naar de zin te maken. Wij laten hen op onze beurt in onze schuur slapen.
In de gemeenteraad werd net even te vaak het verkleinwoord van ‘fout’ gebruikt. Het ging over wel of geen vergunning. Het ging over het wel of niet melden van een nevenfunctie. Het ging over de integriteit van het raadslid, de integriteit van de rest van de gemeenteraad.
Het zal allemaal wel. Waarschijnlijk ben ik te weinig politicus, maar mij gaat het om gasten in je schuur. Niet voor één nachtje. Nee, morgen weer, overmorgen wéér en volgende week nog steeds; in quarantaine, 24 uur per dag.
Bezoek in je schuur huisvesten. Ik krijg die gedachte niet uit mijn hoofd. Is het echt een vraag of je dan een uitzendbureau mag runnen? Is het echt een vraag of je gemeenteraadslid kan blijven?
Je gasten in je schuur. Ooit gebeurde het in Bethlehem. Daar hebben we het tweeduizend jaar later nog steeds over. Ondertussen gebeurt het hier, in Dronten, onder onze ogen.
De raadsvergadering eindigde met een motie van afkeuring. Het CDA en het desbetreffende raadslid keurden het zelf ook af. En dat was het dan.
Iemand haalde een oud rijmpje van stal: we dronken een glas, deden een plas en lieten alles zoals het was.